
Ik fiets graag door de vele prachtige natuurgebieden die ons land telt. Goed voor de beweging, maar ook voor de geest. En ik ben vast niet de enige die van de Nederlandse natuur geniet. Maar tijdens zo’n fietstocht of wandeling denk je vast nooit: “Allemaal leuk en aardig, dat bos, maar wat kost het de samenleving allemaal wel niet?” Logisch dat we daar niet bij stilstaan. Maar waarom doen we dit wel als het om mensen gaat?
Over het prijskaartje van het sociaal domein wordt namelijk veel gediscussieerd. Natuurlijk willen we allemaal de best mogelijke oplossingen om mensen aan het werk te krijgen tegen de laagst mogelijke prijs. Dat snap ik. De vraag hoe we dat gaan doen, beantwoord ik graag met een wedervraag: hoeveel mág het kosten? Wat is de toekomst van deze mensen ons waard?
Rode cijfers
Er bestaan in Nederland nog zo’n negentig SW-bedrijven. Sinds een paar jaar hebben die er een nieuwe taak bijgekregen: de uitvoering van de Participatiewet. Nadat deze wet in 2015 in het leven is geroepen, zijn er flink wat vraagtekens gezet bij het bestaansrecht van de (van origine) sociale werkvoorzieningen, met name vanwege de forse kosten die ze met zich meebrengen. De sociale werkvoorzieningen kunnen de bezuinigingen niet meer opvangen, zo blijkt uit het rapport van onderzoeksbureaus Berenschot en SEO Economisch Onderzoek.
Ook WVS staat in de rode cijfers. En ik kan uitleggen waardoor dat komt, bijvoorbeeld door keuzes uit het verleden en de korting op de rijksbijdrage. Ik kan er blogs over volschrijven, maar liever vertel ik het verhaal erachter in een persoonlijk gesprek.
Ik heb begrip voor het feit dat de budgetten beperkt zijn en wat we kunnen doen, dat doen we. Zo blijven we scherp op de kosten letten en werken we hard aan ons operationele resultaat. En dat doen we best aardig: Volgens de Thermometer SW van Berenschot is WVS een van de vijf meest efficiënte SW-bedrijven van Nederland als het gaat om uitvoeringskosten en inverdienvermogen.
Verleg de focus
Dat WVS veel geld kost zal ik niet ontkennen. En natuurlijk snap ik dat het pijn doet in de gemeenteportemonnee en je daardoor als raadslid of bestuurder weleens denkt: hoe gaan we daar nu mee om? Ik zou zeggen: draai het eens om. Stel voorop dat de maatschappij gezonder is wanneer zoveel mogelijk mensen aan het werk zijn. Óók financieel.
Werkloosheid heeft een negatief effect op de gezondheid, dat is alom bekend. De maatschappelijke meerwaarde van (beschut) werk is overweldigend: het heeft een positieve invloed op de zelfwaardering, de eigenwaarde, de gezondheid en het welzijn van mensen, verkleint de kans op schulden en leidt tot een daling van overlast en criminaliteit, bespaart gemeenten uitvoeringskosten én levert werkgevers productiewaarde op. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vermindering van verborgen kosten, zoals die voor psychische zorg.
We kunnen dus wel stellen dat meer mensen aan het werk helpen op termijn een kostenbesparing oplevert.
Het grotere plaatje
Ik vind daarom dat we ons niet moeten blindstaren op de rode cijfers. Ik blijf van mening dat het grotere plaatje – waar ik het in mijn vorige blog ook al over had – veel belangrijker is. Laten we Staatsbosbeheer nog een keer als voorbeeld nemen. Hoewel ook hier meer nadruk is komen te liggen op verzelfstandiging en de eigen broek op houden, vormen de financiën geen bedreiging meer op de visie rondom het beheer van de bossen. Het gaat om het beantwoorden van een maatschappelijke marktvraag van nu en de toekomst.
Wat als we dat ook zo zouden zien voor het sociaal domein? Samen meer mensen aan het werk helpen door te investeren in hun ontwikkeling biedt de grootste voordelen voor de gehele maatschappij, daarvan ben ik overtuigd.
Laten we de discussie openen over het grotere issue. Hoe belangrijk vinden we het dat duizenden mensen een toekomst hebben en gelukkig zijn? Wat mag dit kosten? En hoe kunnen we dit samen voor elkaar krijgen?